Bij het gemeentebestuur van Utrecht komt een verzoek binnen om een omgevingsvergunning te verlenen, op grond waarvan splitsings- en verbouwingswerkzaamheden kunnen worden verricht aan een beschermd (rijks)monument.
De Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat voor de behandeling van zo’n verzoek in beginsel de reguliere voorbereidingsprocedure (afdeling 3.2.) moet worden gevolgd.
Voor deze procedure geldt een termijn van 8 weken, die een bevoegd gezag éénmaal met ten hoogste zes weken kan verlengen.
Voor activiteiten van ingrijpende aard aan een beschermd monument schrijft de Wabo voor dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure (afdeling 3.3.) moet worden gevolgd, als een adviseur (in deze zaak Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed) is aangewezen.
Voor deze procedure verwijst de Wabo naar de uniforme voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht.
De termijn van acht weken na de aanvraag verloopt zonder dat het gemeentebestuur een adviseur heeft aangewezen (die wordt wel aangewezen, maar na verloop van die acht weken, zonder dat er een verlenging heeft plaatsgevonden). De aanvrager stelt zich dan op het standpunt dat de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend (artikel 4:20b lid 1 Awb), omdat niet tijdig op de aanvraag is beslist.
Bij de bestuursrechter van Rechtbank Midden-Nederland wordt de aanvrager in het gelijk gesteld en kan het beschermde monument worden gesplitst en verbouwd conform de van rechtswege verleende omgevingsvergunning.
*Ontleend aan ECLI: NL: RBNME: 2013:3633, Rechtbank Midden-Nederland, 30-08-2013.
(Janssen Recrejura Advies & Advocatuur aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de inhoud van het artikel)